De contouren van nieuw mestbeleid zijn al achterhaald
In september 2020 presenteerde minister Schoten de contouren van een nieuw mestbeleid. Kort gezegd houdt dit generieke beleid in: alle mest van varkens, kippen en vleeskalveren verplicht verwerken en een grondgebonden melkproductie. Uit de voorgenomen transitie van het platteland en de al aan de gang zijnde veranderingen op de mestmarkt kun je inmiddels wel concluderen dat het nieuwe beleid al is achterhaald.
De verbeteringen van natuur, klimaat en water worden gebiedsgericht ingevuld. “In de integrale gebiedsgerichte aanpak zijn extensivering, omschakeling, innovatie, legalisering, op- en uitkoop, afwaardering en verplaatsing belangrijke instrumenten voor het behalen van de doelen”, aldus de ministers op 20 januari 2022.
Maatwerk per gebied dus en geen landelijke generieke verplichtingen. Maar er zijn meer reden om af te zien van een landelijke kanalisatie van de mestafzet. Er is op landelijk niveau weliswaar nog een klein mestoverschot aan stikstof en fosfaat. Maar tellen we mestverwerking en -export mee dan ontstaat er zelfs extra plaatsingsruimte in de landbouw voor vervanging van kunstmest door dierlijke mest.
De komende jaren daalt de mestproductie en het -overschot verder als mogelijk duizenden veehouderijbedrijven en meer dan 100.000 ha grond worden opgekocht. Het effect op lagere kosten voor mestafvoer in de mestmarkt is nu al ingezet. Cruciaal voor de mestmarkt is wel dat de derogatie wordt verleend. Mede omdat kunstmest erg duur is geworden zullen akkerbouwers en tuinders voor bemesting graag drijfmest willen blijven ontvangen.
Uit een recente studie van het NMI komt naar voren dat onbewerkte rundveedrijfmest voor veel akkerbouwbedrijven op klei- en zandgrond de best passende meststof is. Deze mestafzet past ook goed in het sluiten van kringlopen gelet op de samenstelling van het veevoer met reststromen uit de verwerking van akkerbouwproducten. Op basis van de NPK-inhoud is rundveemest tegenwoordig al zo’n € 15,- per ton waard. Vleesvarkensdrijfmest ligt al rond de € 25,- per ton. De waarde van de organische stof is hierbij nog niet meegeteld. Als gebruikers voor mest gaan betalen, kunnen de afzetkosten voor veehouders omlaag.
Mestverwerking integraal inpassen
Mestverwerking blijft belangrijk voor de mestexport en voor de productie van nieuwe bemestingsproducten voor de binnenlandse vraag, zoals kunstmestvervangers. Ook draagt mestverwerking bij aan de gestelde stikstof-, klimaat en milieudoelen. Maar mestverwerking heeft hoge (vaste) kosten en kan niet concurreren met goedkoper wordende mestdistributie. Een oplopend prijsverschil in de toekomst van bijvoorbeeld een tientje per ton scheelt veehouders al gauw duizenden euro’s per jaar.
Met aanpassing van de huidige regeling voor verplichte mestverwerking kunnen mestverwerkers mestzekerheid krijgen voor het maken van bemestingsproducten voor een vraagmarkt. Door veehouders te verplichten slechts een deel in plaats van het de gehele mestproductie te leveren aan (bestaande) mestverwerkers ontstaat op de mestmarkt profijt voor alle veehouders. Als veehouders minder geld kwijt zijn aan de mestafzet of extra grond dan ontstaat meer financiële ruimte – en draagvlak – voor nieuwe investeringen (innovaties) om de emissies uit stallen en mest te reduceren. Mijn oproep is dan ook: laat een doelmatige mestafzet meer over aan de markt en maakt het onderdeel van de gebiedsgerichte aanpak. Voor het gepresenteerde nieuwe mestbeleid geldt anno 2022 al: beter ten halve gekeerd, dan ten hele gedwaald.