Kans op vervijfvoudiging van de mestafvoer voor Friese veehouders
Grote impact verlies derogatie voor Friese melkveehouders
Zonder derogatie kan in Friesland 3,7 miljoen ton rundveemest extra op de mestmarkt komen. Dit boven op de al ruim 1 miljoen ton afgevoerde mest in 2020. Bij een gelijkblijvende mest- en mineralenproductie loopt de hoeveelheid mestafvoer naar 4,7 miljoen ton vanaf 2026 (zie tabel).
Het verlies van de derogatie heeft vooral voor Friese veehouders een grote impact op het mestgebruik en de mestafvoer. De gebruiksnorm stikstof uit dierlijke mest gaat voor vrijwel het volledige areaal gras- en maïsland in Friesland terug van 250 kg naar 170 kg stikstof in 2026. Eventuele verdere beperkingen van het mestgebruik als gevolg van het 7e actieprogramma nitraat (bemestingsvrije zones en eventuele aanwijzing “verontreinigde gebieden”) zijn nog buiten beschouwing gelaten.
In de tabel hieronder is de toename van de mestafvoer berekend voor de jaren 2023 tot en met 2026.
In aangrenzende provincies nog wel afzetruimte
De plaatsingsruimte voor stikstof uit dierlijke mest in Friesland is al volledig benut (CBS, 2020). De afzet van de extra hoeveelheid rundveedrijfmest is aangewezen op akkerbouwregio’s elders. In Groningen, Drenthe en Flevoland was in 2020 in theorie nog mestafzetruimte voor 14 miljoen kg stikstof. Deze provincies krijgen echter ook te maken met de afbouw van de derogatie in de veehouderij evenals de veehouderij in Oost-Nederland. De druk op de mestmarkt en de onderlinge concurrentie tussen de verschillende mestsoorten bij de afzet zal de komende jaren toenemen. Dit heeft invloed op de prijsvorming, maar ook op bijvoorbeeld de inzet van controle en handhaving van alle nieuwe mestregels.
Mestscheiding
De afzet van onbewerkte rundveedrijfmest heeft als groot nadeel voor de veehouder dat ook fosfaat (1,5 kg per ton), overige mineralen en organische stof van zijn bedrijf worden afgevoerd. Om dit te voorkomen is het scheiden van rundveedrijfmest of na vergisting van digestaat, een optie. De afzet van dunne fractie met stikstof en kali kan dan richting de akkerbouw. Dikke fractie met vooral organische stof en fosfaat kan benut blijven voor eigen bemesting. Eventuele overtollige dikke fractie is geschikt voor biogasproductie of voor verwerking in een bestaande composteringsinstallatie.
Zekerheden vereist voor de langere termijn
Op langere termijn vereist de mest- en mineralensituatie een geïntegreerde aanpak op bedrijfsniveau gericht op een circulaire, emissiearme bedrijfsvoering. Hoe deze aanpak precies ingevuld gaat worden verschilt per bedrijf. Maar voor belangrijke bedrijfskeuzes is vooral (langjarige) zekerheid noodzakelijk over de (gebiedsgerichte) stikstofdoelen en -maatregelen en het nieuwe mestbeleid. Deze zekerheden zijn er nog niet. Ook is de toelating en voorwaarden van Renure meststoffen nog steeds niet geregeld. Het voorgestelde doel van een grondgebonden melkproductie is door het vervallen van de derogatie feitelijk onhaalbaar geworden. De keuzes voor afzet van extra mest blijven door al deze onzekerheden beperkt tot de bewezen en betrouwbare afzetkanalen in de praktijk.